Asignar — traducción Español Holandés. Traducir Asignar en Holandés

asignar (v) (atribuir)	toekennen (v) (atribuir)
asignado asignas asignan asignaban asignabas	toegekend kent toe kennen toe kenden toe kende toe
asignar (v) (repartir)	toebedelen (v) (repartir)
asignado asignas asignan asignaban asignabas	toebedeeld bedelen toe bedeelt toe bedeelden toe bedeelde toe
asignar (v) (repartir)	toeschrijven (v) (repartir)
asignado asignas asignan asignaban asignabas	toegeschreven schrijven toe schrijft toe schreven toe schreef toe
asignar (v) (atribuir)	toewijzen (v) (atribuir)
asignado asignas asignan asignaban asignabas	toegewezen wijzen toe wijst toe wees toe wezen toe
asignar (v) (atribuir)	toeschrijven (v) (atribuir)
asignado asignas asignan asignaban asignabas	toegeschreven schrijven toe schrijft toe schreven toe schreef toe
asignar (v) (atribuir)	toebedelen (v) (atribuir)
asignado asignas asignan asignaban asignabas	toebedeeld bedelen toe bedeelt toe bedeelden toe bedeelde toe
asignar (v) (repartir)	toekennen (v) (repartir)
asignado asignas asignan asignaban asignabas	toegekend kent toe kennen toe kenden toe kende toe
asignar (v) (repartir)	toewijzen (v) (repartir)
asignado asignas asignan asignaban asignabas	toegewezen wijzen toe wijst toe wees toe wezen toe

Traducir Asignar en otros idiomas

Asignar — Español Holandés traducción8 traducciones encontrado