compensar
(v)
(general)
|
neutraliseren
(v)
(general)
|
compensado
compensas
compensan
compensaban
compensabas
|
geneutraliseerd
neutraliseert
neutraliseren
neutraliseerde
neutraliseerden
|
compensar
(v)
(desventaja)
|
opwegen tegen
(v)
(desventaja)
|
compensar
(v)
(desventaja)
|
neutraliseren
(v)
(desventaja)
|
compensado
compensas
compensan
compensaban
compensabas
|
geneutraliseerd
neutraliseert
neutraliseren
neutraliseerde
neutraliseerden
|
compensar
(v)
(error)
|
compenseren
(v)
(error)
|
compensado
compensas
compensan
compensaban
compensabas
|
gecompenseerd
compenseren
compenseert
compenseerden
compenseerde
|
compensar
(v)
(general)
|
vergoeden
(v)
(general)
|
compensado
compensas
compensan
compensaban
compensabas
|
vergoed
vergoeden
vergoedt
vergoedde
vergoedden
|
compensar
(v)
(general)
|
compenseren
(v)
(general)
|
compensado
compensas
compensan
compensaban
compensabas
|
gecompenseerd
compenseren
compenseert
compenseerden
compenseerde
|
compensar
(v)
(general)
|
goedmaken
(v)
(general)
|
compensado
compensas
compensan
compensaban
compensabas
|
goedgemaakt
maken goed
maakt goed
maakten goed
maakte goed
|
compensar
(v)
(desventaja)
|
compenseren
(v)
(desventaja)
|
compensado
compensas
compensan
compensaban
compensabas
|
gecompenseerd
compenseren
compenseert
compenseerden
compenseerde
|
compensar
(v)
(general)
|
opwegen tegen
(v)
(general)
|