Enunciar — traducción Español Holandés. Traducir Enunciar en Holandés

enunciar (v) (palabras)	uitspreken (n) (v) (palabras)
enunciado enuncias enuncian enunciabas enunciaban	uitgesproken spreken uit spreekt uit spraken uit sprak uit
enunciar (v) (palabras)	articuleren (v) (palabras)
enunciado enuncias enuncian enunciabas enunciaban	gearticuleerd articuleren articuleert articuleerden articuleerde
enunciar (v) (teoría)	bekendmaken (v) (teoría)
enunciado enuncias enuncian enunciabas enunciaban	bekendgemaakt maakt bekend maken bekend maakte bekend maakten bekend
enunciar (v) (palabras)	duidelijk uitspreken (v) (palabras)
enunciar (v) (palabras)	spreken (n) (v) (palabras)
enunciado enuncias enuncian enunciabas enunciaban	gesproken spreekt spreken sprak spraken
enunciar (v) (teoría)	verkondigen (v) (teoría)
enunciado enuncias enuncian enunciabas enunciaban	verkondigd verkondigen verkondigt verkondigden verkondigde

Enunciar ejemplos1 ejemplo encontrado

Traducir Enunciar en otros idiomas

Enunciar — Español Holandés traducción6 traducciones encontrado