Finalizar — Español Holandés traducción18 traducciones encontrado

finalizar (v) (sujeto) afdoen (v) (sujeto)
finalizar (v) (acuerdo) bekrachtigen (v) (acuerdo)
finalizar (v) (terminar) tot een einde brengen (v) (terminar)
finalizar (v) (terminar) afdoen (v) (terminar)
finalizar (v) (terminar) beëindigen (v) (terminar)
finalizar (v) (sujeto) afhandelen (v) (sujeto)
finalizar (v) (sujeto) afsluiten (v) (sujeto)
finalizar (v) (sujeto) tot een einde brengen (v) (sujeto)
finalizar (v) (sujeto) afronden (n) (v) (sujeto)
finalizar (v) (terminar) de laatste hand leggen aan (v) (terminar)
finalizar (v) (competencia) het eindpunt bereiken (v) (competencia)
finalizar (v) (terminar) afsluiten (v) (terminar)
finalizar (v) (terminar) afhandelen (v) (terminar)
finalizar (v) (terminar) afronden (n) (v) (terminar)
finalizar (v) (competencia) de finish bereiken (v) (competencia)
finalizar (v) (sujeto) de laatste hand leggen aan (v) (sujeto)
finalizar (v) (acuerdo) bezegelen (v) (acuerdo)
finalizar (v) (sujeto) beëindigen (v) (sujeto)
Traducir Finalizar en otros idiomas
Traducir finalizar en Inglés
Traducir finalizar en Alemán
Traducir finalizar en Francés
Traducir finalizar en Italiano
Traducir finalizar en Portugués
Traducir finalizar en Esloveno
Traducir finalizar en Polaco
Traducir finalizar en Checo