indicar
(v)
(dirección)
|
aangeven
(v)
(dirección)
|
indicado
indicas
indican
indicabas
indicaban
|
aangegeven
geven aan
geeft aan
gaven aan
gaf aan
|
indicar
(v)
(denotar)
|
tonen
(n)
(v)
(denotar)
|
indicado
indicas
indican
indicabas
indicaban
|
getoond
toont
tonen
toonde
toonden
|
indicar
(v)
(dirección)
|
indiceren
(v)
(dirección)
|
indicado
indicas
indican
indicabas
indicaban
|
geïndiceerd
indiceert
indiceren
indiceerde
indiceerden
|
indicar
(v)
(señalar)
|
suggereren
(v)
(señalar)
|
indicado
indicas
indican
indicabas
indicaban
|
gesuggereerd
suggereert
suggereren
suggereerde
suggereerden
|
indicar
(v)
(espectáculo)
|
tonen
(n)
(v)
(espectáculo)
|
indicado
indicas
indican
indicabas
indicaban
|
getoond
toont
tonen
toonde
toonden
|
indicar
(v)
(importancia)
|
wijzen op
(v)
(importancia)
|
indicar
(v)
(agüero)
|
belang hebben
(v)
(agüero)
|
indicar
(v)
(importancia)
|
een aanwijzing zijn voor
(v)
(importancia)
|
indicar
(v)
(espectáculo)
|
duiden op
(v)
(espectáculo)
|
indicar
(v)
(denotar)
|
aanwijzen
(v)
(denotar)
|
indicado
indicas
indican
indicabas
indicaban
|
aangewezen
wijzen aan
wijst aan
wees aan
wezen aan
|
indicar
(v)
(importancia)
|
duiden op
(v)
(importancia)
|
indicar
(v)
(indicio)
|
een indicatie zijn voor
(v)
(indicio)
|
indicar
(v)
(objetos)
|
aanwijzen
(v)
(objetos)
|
indicado
indicas
indican
indicabas
indicaban
|
aangewezen
wijzen aan
wijst aan
wees aan
wezen aan
|
indicar
(v)
(objetos)
|
wijzen op
(v)
(objetos)
|
indicar
(v)
(espectáculo)
|
zeggen
(v)
(espectáculo)
|
indicado
indicas
indican
indicabas
indicaban
|
gezegd
zeggen
zegt
zegden
zegde
|
indicar
(v)
(denotar)
|
de wenselijkheid aantonen van
(v)
(denotar)
|
indicar
(v)
(objetos)
|
aangeven
(v)
(objetos)
|
indicado
indicas
indican
indicabas
indicaban
|
aangegeven
geven aan
geeft aan
gaven aan
gaf aan
|
indicar
(v)
(denotar)
|
registreren
(v)
(denotar)
|
indicado
indicas
indican
indicabas
indicaban
|
geregistreerd
registreert
registreren
registreerden
registreerde
|
indicar
(v)
(técnico)
|
de wenselijkheid aantonen van
(v)
(técnico)
|
indicar
(v)
(medicina)
|
suggereren
(v)
(medicina)
|
indicado
indicas
indican
indicabas
indicaban
|
gesuggereerd
suggereert
suggereren
suggereerde
suggereerden
|
indicar
(v)
(importancia)
|
beduiden
(v)
(importancia)
|
indicado
indicas
indican
indicabas
indicaban
|
beduid
beduidt
beduiden
beduidden
beduidde
|
indicar
(v)
(consideración)
|
wijzen op
(v)
(consideración)
|
indicar
(v)
(medicina)
|
wijzen op
(v)
(medicina)
|
indicar
(v)
(dirección)
|
aanduiden
(v)
(dirección)
|
indicado
indicas
indican
indicabas
indicaban
|
aangeduid
duiden aan
duidt aan
duidden aan
duidde aan
|
indicar
(v)
(denotar)
|
duiden op
(v)
(denotar)
|
indicar
(v)
(dirección)
|
tonen
(n)
(v)
(dirección)
|
indicado
indicas
indican
indicabas
indicaban
|
getoond
toont
tonen
toonde
toonden
|
indicar
(v)
(agüero)
|
beloven
(v)
(agüero)
|
indicado
indicas
indican
indicabas
indicaban
|
beloofd
beloven
belooft
beloofde
beloofden
|
indicar
(v)
(dirección)
|
duiden op
(v)
(dirección)
|
indicar
(v)
(agüero)
|
voorspellen
(n)
(v)
(agüero)
|
indicado
indicas
indican
indicabas
indicaban
|
voorspeld
voorspellen
voorspelt
voorspelde
voorspelden
|
indicar
(v)
(medicina)
|
aanduiden
(v)
(medicina)
|
indicado
indicas
indican
indicabas
indicaban
|
aangeduid
duiden aan
duidt aan
duidden aan
duidde aan
|
indicar
(v)
(medicina)
|
registreren
(v)
(medicina)
|
indicado
indicas
indican
indicabas
indicaban
|
geregistreerd
registreert
registreren
registreerden
registreerde
|
indicar
(v)
(indicación)
|
wijzen
(v)
(indicación)
|
indicado
indicas
indican
indicabas
indicaban
|
gewezen
wijst
wijzen
wees
wezen
|
indicar
(v)
(espectáculo)
|
suggereren
(v)
(espectáculo)
|
indicado
indicas
indican
indicabas
indicaban
|
gesuggereerd
suggereert
suggereren
suggereerde
suggereerden
|
indicar
(v)
(espectáculo)
|
wijzen
(v)
(espectáculo)
|
indicado
indicas
indican
indicabas
indicaban
|
gewezen
wijst
wijzen
wees
wezen
|
indicar
(v)
(importancia)
|
een teken zijn van
(v)
(importancia)
|
indicar
(v)
(importancia)
|
belang hebben
(v)
(importancia)
|
indicar
(v)
(denotar)
|
aanduiden
(v)
(denotar)
|
indicado
indicas
indican
indicabas
indicaban
|
aangeduid
duiden aan
duidt aan
duidden aan
duidde aan
|
indicar
(v)
(técnico)
|
aanwijzen
(v)
(técnico)
|
indicado
indicas
indican
indicabas
indicaban
|
aangewezen
wijzen aan
wijst aan
wees aan
wezen aan
|
indicar
(v)
(dirección)
|
aanwijzen
(v)
(dirección)
|
indicado
indicas
indican
indicabas
indicaban
|
aangewezen
wijzen aan
wijst aan
wees aan
wezen aan
|
indicar
(v)
(consideración)
|
opmerkzaam maken op
(v)
(consideración)
|
indicar
(v)
(importancia)
|
een indicatie zijn voor
(v)
(importancia)
|
indicar
(v)
(dirección)
|
betonen
(v)
(dirección)
|
indicado
indicas
indican
indicabas
indicaban
|
betoond
betonen
betoont
betoonden
betoonde
|
indicar
(v)
(denotar)
|
wijzen op
(v)
(denotar)
|
indicar
(v)
(dirección)
|
zeggen
(v)
(dirección)
|
indicado
indicas
indican
indicabas
indicaban
|
gezegd
zeggen
zegt
zegden
zegde
|
indicar
(v)
(denotar)
|
aangeven
(v)
(denotar)
|
indicado
indicas
indican
indicabas
indicaban
|
aangegeven
geven aan
geeft aan
gaven aan
gaf aan
|
indicar
(v)
(indicación)
|
signaleren
(v)
(indicación)
|
indicado
indicas
indican
indicabas
indicaban
|
gesignaleerd
signaleren
signaleert
signaleerden
signaleerde
|
indicar
(v)
(espectáculo)
|
indiceren
(v)
(espectáculo)
|
indicado
indicas
indican
indicabas
indicaban
|
geïndiceerd
indiceert
indiceren
indiceerde
indiceerden
|
indicar
(v)
(indicio)
|
suggereren
(v)
(indicio)
|
indicado
indicas
indican
indicabas
indicaban
|
gesuggereerd
suggereert
suggereren
suggereerde
suggereerden
|
indicar
(v)
(agüero)
|
beduiden
(v)
(agüero)
|
indicado
indicas
indican
indicabas
indicaban
|
beduid
beduidt
beduiden
beduidden
beduidde
|
indicar
(v)
(agüero)
|
een teken zijn van
(v)
(agüero)
|
indicar
(v)
(señalar)
|
een teken zijn van
(v)
(señalar)
|
indicar
(v)
(indicio)
|
een aanwijzing zijn voor
(v)
(indicio)
|
indicar
(v)
(indicio)
|
betekenen
(v)
(indicio)
|
indicado
indicas
indican
indicabas
indicaban
|
betekend
betekenen
betekent
betekenden
betekende
|
indicar
(v)
(denotar)
|
betonen
(v)
(denotar)
|
indicado
indicas
indican
indicabas
indicaban
|
betoond
betonen
betoont
betoonden
betoonde
|
indicar
(v)
(medicina)
|
duiden op
(v)
(medicina)
|
indicar
(v)
(técnico)
|
duiden op
(v)
(técnico)
|
indicar
(v)
(importancia)
|
voorspellen
(n)
(v)
(importancia)
|
indicado
indicas
indican
indicabas
indicaban
|
voorspeld
voorspellen
voorspelt
voorspelde
voorspelden
|
indicar
(v)
(espectáculo)
|
aanduiden
(v)
(espectáculo)
|
indicado
indicas
indican
indicabas
indicaban
|
aangeduid
duiden aan
duidt aan
duidden aan
duidde aan
|
indicar
(v)
(técnico)
|
registreren
(v)
(técnico)
|
indicado
indicas
indican
indicabas
indicaban
|
geregistreerd
registreert
registreren
registreerden
registreerde
|
indicar
(v)
(denotar)
|
indiceren
(v)
(denotar)
|
indicado
indicas
indican
indicabas
indicaban
|
geïndiceerd
indiceert
indiceren
indiceerde
indiceerden
|
indicar
(v)
(indicación)
|
aangeven
(v)
(indicación)
|
indicado
indicas
indican
indicabas
indicaban
|
aangegeven
geven aan
geeft aan
gaven aan
gaf aan
|
indicar
(v)
(dirección)
|
wijzen
(v)
(dirección)
|
indicado
indicas
indican
indicabas
indicaban
|
gewezen
wijst
wijzen
wees
wezen
|
indicar
(v)
(dirección)
|
de wenselijkheid aantonen van
(v)
(dirección)
|
indicar
(v)
(importancia)
|
een teken zijn voor
(v)
(importancia)
|
indicar
(v)
(medicina)
|
aanwijzen
(v)
(medicina)
|
indicado
indicas
indican
indicabas
indicaban
|
aangewezen
wijzen aan
wijst aan
wees aan
wezen aan
|
indicar
(v)
(señalar)
|
wijzen op
(v)
(señalar)
|
indicar
(v)
(objetos)
|
duiden op
(v)
(objetos)
|
indicar
(v)
(señalar)
|
duiden op
(v)
(señalar)
|
indicar
(v)
(indicio)
|
een teken zijn voor
(v)
(indicio)
|
indicar
(v)
(espectáculo)
|
betonen
(v)
(espectáculo)
|
indicado
indicas
indican
indicabas
indicaban
|
betoond
betonen
betoont
betoonden
betoonde
|
indicar
(v)
(dirección)
|
wijzen op
(v)
(dirección)
|
indicar
(v)
(dirección)
|
registreren
(v)
(dirección)
|
indicado
indicas
indican
indicabas
indicaban
|
geregistreerd
registreert
registreren
registreerden
registreerde
|
indicar
(v)
(técnico)
|
aangeven
(v)
(técnico)
|
indicado
indicas
indican
indicabas
indicaban
|
aangegeven
geven aan
geeft aan
gaven aan
gaf aan
|
indicar
(v)
(indicación)
|
duidelijk maken
(v)
(indicación)
|
indicar
(v)
(medicina)
|
de wenselijkheid aantonen van
(v)
(medicina)
|
indicar
(v)
(importancia)
|
suggereren
(v)
(importancia)
|
indicado
indicas
indican
indicabas
indicaban
|
gesuggereerd
suggereert
suggereren
suggereerde
suggereerden
|
indicar
(v)
(objetos)
|
tonen
(n)
(v)
(objetos)
|
indicado
indicas
indican
indicabas
indicaban
|
getoond
toont
tonen
toonde
toonden
|
indicar
(v)
(indicio)
|
wijzen op
(v)
(indicio)
|
indicar
(v)
(general)
|
markeren
(v)
(general)
|
indicado
indicas
indican
indicabas
indicaban
|
gemarkeerd
markeert
markeren
markeerde
markeerden
|
indicar
(v)
(objetos)
|
aanduiden
(v)
(objetos)
|
indicado
indicas
indican
indicabas
indicaban
|
aangeduid
duiden aan
duidt aan
duidden aan
duidde aan
|
indicar
(v)
(agüero)
|
betekenen
(v)
(agüero)
|
indicado
indicas
indican
indicabas
indicaban
|
betekend
betekenen
betekent
betekenden
betekende
|
indicar
(v)
(indicación)
|
betonen
(v)
(indicación)
|
indicado
indicas
indican
indicabas
indicaban
|
betoond
betonen
betoont
betoonden
betoonde
|
indicar
(v)
(indicio)
|
duiden op
(v)
(indicio)
|
indicar
(v)
(indicación)
|
aanduiden
(v)
(indicación)
|
indicado
indicas
indican
indicabas
indicaban
|
aangeduid
duiden aan
duidt aan
duidden aan
duidde aan
|
indicar
(v)
(espectáculo)
|
aanwijzen
(v)
(espectáculo)
|
indicado
indicas
indican
indicabas
indicaban
|
aangewezen
wijzen aan
wijst aan
wees aan
wezen aan
|
indicar
(v)
(espectáculo)
|
wijzen op
(v)
(espectáculo)
|
indicar
(v)
(indicación)
|
zeggen
(v)
(indicación)
|
indicado
indicas
indican
indicabas
indicaban
|
gezegd
zeggen
zegt
zegden
zegde
|
indicar
(v)
(técnico)
|
indiceren
(v)
(técnico)
|
indicado
indicas
indican
indicabas
indicaban
|
geïndiceerd
indiceert
indiceren
indiceerde
indiceerden
|
indicar
(v)
(medicina)
|
aangeven
(v)
(medicina)
|
indicado
indicas
indican
indicabas
indicaban
|
aangegeven
geven aan
geeft aan
gaven aan
gaf aan
|
indicar
(v)
(denotar)
|
wijzen
(v)
(denotar)
|
indicado
indicas
indican
indicabas
indicaban
|
gewezen
wijst
wijzen
wees
wezen
|
indicar
(v)
(medicina)
|
indiceren
(v)
(medicina)
|
indicado
indicas
indican
indicabas
indicaban
|
geïndiceerd
indiceert
indiceren
indiceerde
indiceerden
|
indicar
(v)
(espectáculo)
|
aangeven
(v)
(espectáculo)
|
indicado
indicas
indican
indicabas
indicaban
|
aangegeven
geven aan
geeft aan
gaven aan
gaf aan
|
indicar
(v)
(indicación)
|
aanwijzen
(v)
(indicación)
|
indicado
indicas
indican
indicabas
indicaban
|
aangewezen
wijzen aan
wijst aan
wees aan
wezen aan
|
indicar
(v)
(indicio)
|
een teken zijn van
(v)
(indicio)
|
indicar
(v)
(importancia)
|
betekenen
(v)
(importancia)
|
indicado
indicas
indican
indicabas
indicaban
|
betekend
betekenen
betekent
betekenden
betekende
|
indicar
(v)
(técnico)
|
wijzen op
(v)
(técnico)
|
indicar
(v)
(técnico)
|
aanduiden
(v)
(técnico)
|
indicado
indicas
indican
indicabas
indicaban
|
aangeduid
duiden aan
duidt aan
duidden aan
duidde aan
|
indicar
(v)
(indicación)
|
tonen
(n)
(v)
(indicación)
|
indicado
indicas
indican
indicabas
indicaban
|
getoond
toont
tonen
toonde
toonden
|
indicar
(v)
(importancia)
|
beloven
(v)
(importancia)
|
indicado
indicas
indican
indicabas
indicaban
|
beloofd
beloven
belooft
beloofde
beloofden
|
indicar
(v)
(denotar)
|
zeggen
(v)
(denotar)
|
indicado
indicas
indican
indicabas
indicaban
|
gezegd
zeggen
zegt
zegden
zegde
|