Reducir — Español Holandés traducción163 traducciones encontrado

reducir (v) (tamaño) inkorten (v) (tamaño)
reducir (v) (recortar) besnoeien (v) (recortar)
reducir (v) (disminuir) afnemen (v) (disminuir)
reducir (v) (matemáticas) afslanken (n) (v) (matemáticas)
reducir (v) (texto) het mes zetten in (v) (texto)
reducir (v) (tamaño) beperken (v) (tamaño)
reducir (v) (gastos) afnemen (v) (gastos)
reducir (v) (velocidad) vertragen (v) (velocidad)
reducir (v) (gastos) bedaren (v) (gastos)
reducir (v) (tamaño) het mes zetten in (v) (tamaño)
reducir (v) (gastos) terugbrengen (v) (gastos)
reducir (v) (mano de obra) inperken (v) (mano de obra)
reducir (v) (mano de obra) verslappen (v) (mano de obra)
reducir (v) (opción) verminderen (v) (opción)
reducir (v) (cantidad) kleiner worden (v) (cantidad)
reducir (v) (nivel) verlagen (v) (nivel)
reducir (v) (precios) korting geven (v) (precios)
reducir (v) (mano de obra) intomen (v) (mano de obra)
reducir (v) (velocidad) beperken (v) (velocidad)
reducir (v) (mano de obra) reduceren (v) (mano de obra)
reducir (v) (matemáticas) verkleinen (v) (matemáticas)
reducir (v) (precios) beteugelen (v) (precios)
reducir (v) (tamaño) reduceren (v) (tamaño)
reducir (v) (precios) intomen (v) (precios)
reducir (v) (gastos) verminderen (v) (gastos)
reducir (v) (disminuir) inperken (v) (disminuir)
reducir (v) (gastos) besnoeien (v) (gastos)
reducir (v) (nivel) beteugelen (v) (nivel)
reducir (v) (gastos) afkorten (v) (gastos)
reducir (v) (precios) afprijzen (v) (precios)
reducir (v) (cantidad) kappen in (v) (cantidad)
reducir (v) (recortar) terugbrengen (v) (recortar)
reducir (v) (disminuir) slinken (v) (disminuir)
reducir (v) (gastos) beperken (v) (gastos)
reducir (v) (nivel) reduceren (v) (nivel)
reducir (v) (cantidad) verslappen (v) (cantidad)
reducir (v) (tamaño) besnoeien (v) (tamaño)
reducir (v) (nivel) terugschroeven (v) (nivel)
reducir (v) (gastos) afprijzen (v) (gastos)
reducir (v) (recortar) beperken (v) (recortar)
reducir (v) (tamaño) vertragen (v) (tamaño)
reducir (v) (gastos) beteugelen (v) (gastos)
reducir (v) (mano de obra) bedaren (v) (mano de obra)
reducir (v) (cantidad) beperken (v) (cantidad)
reducir (v) (velocidad) langzamer bewegen (v) (velocidad)
reducir (v) (cantidad) verkleinen (v) (cantidad)
reducir (v) (nivel) inperken (v) (nivel)
reducir (v) (opción) besnoeien (v) (opción)
reducir (v) (gastos) korter maken (v) (gastos)
reducir (v) (precios) bedaren (v) (precios)
reducir (v) (nivel) afprijzen (v) (nivel)
reducir (v) (cantidad) langzamer bewegen (v) (cantidad)
reducir (v) (nivel) afnemen (v) (nivel)
reducir (v) (disminuir) vertragen (v) (disminuir)
reducir (v) (nivel) bedaren (v) (nivel)
reducir (v) (texto) kappen in (v) (texto)
reducir (v) (opción) terugbrengen (v) (opción)
reducir (v) (texto) inkorten (v) (texto)
reducir (v) (nivel) verslappen (v) (nivel)
reducir (v) (nivel) verminderen (v) (nivel)
reducir (v) (disminuir) verkleinen (v) (disminuir)
reducir (v) (mano de obra) beteugelen (v) (mano de obra)
reducir (v) (precios) terugschroeven (v) (precios)
reducir (v) (gastos) intomen (v) (gastos)
reducir (v) (tamaño) langzamer bewegen (v) (tamaño)
reducir (v) (nivel) verkleinen (v) (nivel)
reducir (v) (tamaño) verkleinen (v) (tamaño)
reducir (v) (mano de obra) verlagen (v) (mano de obra)
reducir (v) (disminuir) bedaren (v) (disminuir)
reducir (v) (disminuir) intomen (v) (disminuir)
reducir (v) (cantidad) inkorten (v) (cantidad)
reducir (v) (precios) inperken (v) (precios)
reducir (v) (disminuir) besnoeien (v) (disminuir)
reducir (v) (gastos) inkrimpen (v) (gastos)
reducir (v) (texto) afkorten (v) (texto)
reducir (v) (nivel) intomen (v) (nivel)
reducir (v) (tamaño) kappen in (v) (tamaño)
reducir (v) (texto) verkorten (v) (texto)
reducir (v) (tamaño) verslappen (v) (tamaño)
reducir (v) (velocidad) verminderen (v) (velocidad)
reducir (v) (gastos) reduceren (v) (gastos)
reducir (v) (gastos) kappen in (v) (gastos)
reducir (v) (gastos) verkorten (v) (gastos)
reducir (v) (gastos) terugschroeven (v) (gastos)
reducir (v) (precios) verslappen (v) (precios)
reducir (v) (precios) verminderen (v) (precios)
reducir (v) (gastos) vertragen (v) (gastos)
reducir (v) (disminuir) verlagen (v) (disminuir)
reducir (v) (nivel) afslanken (n) (v) (nivel)
reducir (v) (gastos) minderen (v) (gastos)
reducir (v) (precios) beperken (v) (precios)
reducir (v) (precios) reduceren (v) (precios)
reducir (v) (gastos) verlagen (v) (gastos)
reducir (v) (texto) korter maken (v) (texto)
reducir (v) (disminuir) afslanken (n) (v) (disminuir)
reducir (v) (disminuir) het mes zetten in (v) (disminuir)
reducir (v) (recortar) verminderen (v) (recortar)
reducir (v) (cantidad) verminderen (v) (cantidad)
reducir (v) (precios) afnemen (v) (precios)
reducir (v) (recortar) inkrimpen (v) (recortar)
reducir (v) (mano de obra) herleiden (v) (mano de obra)
reducir (v) (disminuir) kappen in (v) (disminuir)
reducir (v) (precios) afdingen (v) (precios)
reducir (v) (gastos) inperken (v) (gastos)
reducir (v) (gastos) verslappen (v) (gastos)
reducir (v) (tamaño) verminderen (v) (tamaño)
reducir (v) (mano de obra) verkleinen (v) (mano de obra)
reducir (v) (cantidad) afnemen (v) (cantidad)
reducir (v) (disminuir) terugschroeven (v) (disminuir)
reducir (v) (cantidad) minderen (v) (cantidad)
reducir (v) (nivel) beperken (v) (nivel)
reducir (v) (precios) verkleinen (v) (precios)
reducir (v) (gastos) verkleinen (v) (gastos)
reducir (v) (precios) verlagen (v) (precios)
reducir (v) (precios) afslanken (n) (v) (precios)
reducir (v) (disminuir) minderen (v) (disminuir)
reducir (v) (disminuir) langzamer bewegen (v) (disminuir)
reducir (v) (velocidad) inkorten (v) (velocidad)
reducir (v) (mano de obra) besnoeien (v) (mano de obra)
reducir (v) (opción) inkrimpen (v) (opción)
reducir (v) (precios) afdoen (v) (precios)
reducir (v) (mano de obra) afprijzen (v) (mano de obra)
reducir (v) (velocidad) kappen in (v) (velocidad)
reducir (v) (precios) besnoeien (v) (precios)
reducir (v) (precios) naar beneden krijgen (v) (precios)
reducir (v) (matemáticas) verminderen (v) (matemáticas)
reducir (v) (tamaño) bedaren (v) (tamaño)
reducir (v) (cantidad) het mes zetten in (v) (cantidad)
reducir (v) (nivel) besnoeien (v) (nivel)
reducir (v) (gastos) inkorten (v) (gastos)
reducir (v) (precio) naar beneden krijgen (v) (precio)
reducir (v) (mano de obra) verminderen (v) (mano de obra)
reducir (v) (disminuir) kleiner worden (v) (disminuir)
reducir (v) (disminuir) beteugelen (v) (disminuir)
reducir (v) (cantidad) bedaren (v) (cantidad)
reducir (v) (tamaño) minderen (v) (tamaño)
reducir (v) (gastos) langzamer bewegen (v) (gastos)
reducir (v) (disminuir) reduceren (v) (disminuir)
reducir (v) (recortar) verlagen (v) (recortar)
reducir (v) (texto) bekorten (v) (texto)
reducir (v) (mano de obra) afslanken (n) (v) (mano de obra)
reducir (v) (disminuir) afprijzen (v) (disminuir)
reducir (v) (disminuir) verminderen (v) (disminuir)
reducir (v) (disminuir) inkorten (v) (disminuir)
reducir (v) (tamaño) afnemen (v) (tamaño)
reducir (v) (gastos) bekorten (v) (gastos)
reducir (v) (matemáticas) herleiden (v) (matemáticas)
reducir (v) (gastos) het mes zetten in (v) (gastos)
reducir (v) (disminuir) verslappen (v) (disminuir)
reducir (v) (precio) afdingen (v) (precio)
reducir (v) (cantidad) slinken (v) (cantidad)
reducir (v) (opción) beperken (v) (opción)
reducir (v) (tamaño) kleiner worden (v) (tamaño)
reducir (v) (mano de obra) afnemen (v) (mano de obra)
reducir (v) (mano de obra) terugschroeven (v) (mano de obra)
reducir (v) (velocidad) het mes zetten in (v) (velocidad)
reducir (v) (mano de obra) beperken (v) (mano de obra)
reducir (v) (cantidad) vertragen (v) (cantidad)
reducir (v) (opción) verlagen (v) (opción)
reducir (v) (gastos) afslanken (n) (v) (gastos)
reducir (v) (velocidad) minderen (v) (velocidad)
reducir (v) (disminuir) beperken (v) (disminuir)
reducir (v) (velocidad) verkleinen (v) (velocidad)
Reducir ejemplos17 ejemplos encontrado
reducir a terugbrengen tot
reducir a reduceren tot
reducir a herleiden tot
reducir a herleiden tot
reducir a cenizas platbranden
reducir a cenizas afbranden
reducir a la mitad tot de helft reduceren
reducir al mínimo tot het minimum beperken
reducir al mínimo minimaliseren
reducir la presión minder intens worden
reducir la presión afnemen
reducir la velocidad langzamer rijden
reducir la velocidad vaart verminderen
reducir la velocidad vertragen
reducir progresivamente geleidelijk opheffen
reducir progresivamente geleidelijk stopzetten
reducir radicalmente drastisch verlagen
Traducir Reducir en otros idiomas
— Traducir reducir en Inglés
— Traducir reducir en Alemán
— Traducir reducir en Francés
— Traducir reducir en Italiano
— Traducir reducir en Portugués
— Traducir reducir en Esloveno
— Traducir reducir en Polaco
— Traducir reducir en Checo
Traductor multilingüe en línea Elija un diccionario: Inglés Francés Alemán Italiano Español Portugués Holandés Esloveno Polaco Checo 2024 langdb.com | Page load 0.1678 s. Términos de uso Política de privacidad Contactos