salir
(v)
(sol)
|
opkomen
(n)
(v)
(sol)
|
salido
salen
sales
salían
salías
|
opgekomen
komen op
komt op
kwamen op
kwam op
|
salir
(v)
(escaparse)
|
ontsnappen
(v)
(escaparse)
|
salido
salen
sales
salían
salías
|
ontsnapt
ontsnapt
ontsnappen
ontsnapten
ontsnapte
|
salir
(v)
(medicina)
|
doorkomen
(n)
(v)
(medicina)
|
salido
salen
sales
salían
salías
|
doorgekomen
komt door
komen door
kwam door
kwamen door
|
salir
(v)
(diversión)
|
uitgaan
(v)
(diversión)
|
salido
salen
sales
salían
salías
|
uitgegaan
gaat uit
gaan uit
ging uit
gingen uit
|
salir
(v)
(lugar)
|
weggaan
(n)
(v)
(lugar)
|
salido
salen
sales
salían
salías
|
weggegaan
gaat weg
gaan weg
ging weg
gingen weg
|
salir
(v)
(escaparse)
|
uitbreken
(v)
(escaparse)
|
salido
salen
sales
salían
salías
|
uitgebroken
breekt uit
breken uit
brak uit
braken uit
|
salir
(v)
(idea)
|
uitvallen
(v)
(idea)
|
salido
salen
sales
salían
salías
|
uitgevallen
vallen uit
valt uit
viel uit
vielen uit
|
salir
(v)
(movimiento)
|
verlaten
(n)
(v)
(movimiento)
|
salido
salen
sales
salían
salías
|
verlaat
verlaat
verlaten
verlaatte
verlaatten
|
salir
(v)
(movimiento)
|
naar buiten komen
(v)
(movimiento)
|
salir
(v)
(sol)
|
rijzen
(v)
(sol)
|
salido
salen
sales
salían
salías
|
gerezen
rijzen
rijst
rezen
rees
|
salir
(v)
(idea)
|
uitpakken
(v)
(idea)
|
salido
salen
sales
salían
salías
|
uitgepakt
pakken uit
pakt uit
pakten uit
pakte uit
|
salir
(v)
(lugar)
|
naar buiten gaan
(v)
(lugar)
|
salir
(v)
(mancha)
|
eruit gaan
(v)
(mancha)
|
salir
(v)
(sol)
|
opgaan
(v)
(sol)
|
salido
salen
sales
salían
salías
|
opgegaan
gaan op
gaat op
gingen op
ging op
|
salir
(v)
(general)
|
naar buiten gaan
(v)
(general)
|
salir
(v)
(lugar)
|
vertrekken
(n)
(v)
(lugar)
|
salido
salen
sales
salían
salías
|
vertrokken
vertrekt
vertrekken
vertrokken
vertrok
|